Les 3 Natuurkinderen in Batavenland

Hieronder staan fragmenten uit de eerste lessen van een geschiedenisboek, geschreven voor groep 4 van de basisschool, door een ‘hoofdonderwijzer’ – dat is een basisschooldirecteur – van een christelijke school in Zutphen. De schrijver neemt zijn leerlingen aan de hand mee. Steeds als hij hen een nieuw begrip leert, stelt hij in de tekst een vraag, die met dat nieuwe begrip te maken heeft. Net als in de leesboekjes presenteert hij zichzelf duidelijk als de leraar. Hij is een ‘ik’, die de ‘lieve kinderen’ belerend toe spreekt.

LES I
ONS VADERLAND
 
Het kleine land waar wij geboren en opgevoed zijn, waar wij leeren en spelen en waar onze ouders wonen, noemen wij ons vaderland[foot]De Batavieren vestigden zich in de Betuwe.[/foot]. Ons vaderland, lieve kinderen, heet Nederland of laag land, omdat het lager ligt dan Duitschland. […] Vroeger waren er in Nederland geene steden en dorpen of bewoonde plaatsen, maar men vond er groote bosschen en moerassen.
Wat is een bosch, en wat is een moeras? – Als gij toen ons land gezien hadt, zoudt gij er niet in hebben willen wonen. Men was niet zeker van zijn leven, als men op reis ging of als men zich ergens heen begaf, want een wolf of een wild dier kon men ligt ontmoeten. De lieve Heer, die in de hemel woont, heeft door de menschen vele bosschen en moerassen laten wegnemen en daarvan vruchtbaar land laten maken. […] Vóór 2000 jaren woonde men niet in zulke mooije huizen als wij nu, lieve kinderen. Men leefde in tenten, die op vier palen rustten, welke in den grond vastgezet werden. De menschen bouwden hunne woningen op hooge plaatsen, omdat zij bang waren, dat het hooge water hun veel last kon doen. Later heeft men zware dijken gemaakt, die het water tegenhouden. Over de menschen, die in dien tijd in ons vaderland woonden, wil ik u nader spreken. De meest bekende zijn de Batavieren en Friezen.
 
LES II
DE BATAVIEREN EN FRIEZEN
 
Honderd jaar voor dat de lieve Heer Jezus in Bethlehem geboren werd, kwamen de Batavieren in ons land en vestigden zich in die streek, welke naar haren goeden grond den naam van Betuwe voert. Hoe lang is het toch geleden, dat Jezus op aarde kwam? – De Batavieren kwamen uit Duitschland en wel uit het tegenwoordige Hessen, waar zij in twist leefden met hunne naburen, de Katten. In ons land gekomen begonnen zij den grond te bewerken en waren regt met hun nieuw verblijf tevreden[foot]regt […] tevreden: volkomen tevreden.[/foot]. De kinderen der Batavieren hadden een ruw leven; zoo gelukkig als gij zijt, lieve kleinen! waren zij niet. Opvoeding kregen zij te huis nooit. Zij deden, wat zij verkozen, want zij wisten niet wat straf was. Nergens waren plaatsen, waar zij onderwijs konden ontvangen. Evenmin als hunne ouders konden zij lezen of schrijven. Maar nog meer; zij hoorden nooit spreken van God[foot]zij hoorden nooit spreken van God: de Batavierenkinderen zijn nooit in aanraking gekomen met God en het Christendom.[/foot] en van onzen lieven Zaligmaker, die in de wereld gekomen was, om groote en kleine zondaren gelukkig te maken. Eerst later verspreidde zich de kennis van den eenigen waarachtigen God in deze streken. De liefelijke dienst van God en Jezus Christus had een’ grooten invloed op hun hart. De Bataafsche jongelingen waren knap in het zwemmen, jagen, paardrijden en boogschieten. De meisjes naaiden en breiden, niet waar? – O neen; zij werkten op het land en zorgden voor het huishouden. Behalve de Batavieren woonde er in ons land, maar meer naar het Noorden, een ander volk. Dat waren ook dappere en werkzame menschen; zij heetten Friezen. Wijs eens op de kaart in uw boekje het Noorden, het Zuiden, ook het Oosten en Westen.
 
Uit: Johannes Hendrikus van Linschoten, Beknopte verhalen uit de geschiedenis des vaderlands in 36 lessen (1865).