Les 4 Batavieren in stijl

Stijlfiguren

a. Gebiedende wijs – imperatief.
Er wordt een opdracht, een ‘gebod’ gegeven.
r. 1 Barst los en bezielt u.
r. 4 Heft aan.
 
b. Aanvoegende wijs – conjunctief.
Dit is een zinsconstructie die vroeger veel meer werd gebruikt dan nu. Tegenwoordig zien we hem vrijwel alleen nog in vaste uitdrukkingen, zoals ‘hij leve lang’ of ‘men neme…’ – er wordt een wens of instructie verwoord.
In dit gedicht komt deze werkwoordsvorm opvallend vaak voor:
r. 2 De lofzang ruisch’
r. 3 ’t Gevoel stroome
r. 6 Dat hij verga
r. 10 Hij leev’
 
c. Aanroep – apostrofe
Iemand of iets wordt expliciet aangesproken.
r. 1 heilge snaren
r. 3 gewijde priesterscharen
 
d. Uitroep – exclamatio
De dichter roept ‘o’, of ‘ach’, enz.
r. 4 ô Wodans harpenaren
 
e. Woordherhaling – repetitio
r. 5-8 d’ouderlijken grond, de vaderlandse grond, de grond van zijn geboorte
 
f. Gelijk zinsverloop – parallellisme
r. 2-3 de lofzang ruisch dees bosschen rond, ’t gevoel stroome uit uw hart
r. 7-9 de […] grond miskent, de grond […] lastert, het […] graf […] schendt
 
g. Retorische vraag
Dit is een vraag waarop je geen antwoord verwacht, vaak omdat je dat antwoord zelf wel weet.
r. 20-21 Waar wrocht natuur ooit schooner weiland, Dan hier op dit gelukkig eiland?
 
h. Tegenstelling – antithese
r. 8-9 geboorte ↔ graf
r. 9-11 graf ↔ onbegraven
 
i. Overdrijving – hyperbool
Als je met eenentwintigste-eeuwse ogen leest, is dit hele gedicht een hyperbool, alleen al door het enorme aantal uitroeptekens. Tóch een voorbeeld:
r. 1 Barst los, bezielt u, heilge snaren! (meestal associeer je snarenspel met lieflijke klanken niet met losbarsten)
 

In onze tijd werkt een taal die zo overdreven of gezwollen lijkt eerder op onze lachspieren dan op onze emoties. Maar, dat werd hierboven al gezegd, in ’ tijd was men ervan overtuigd dat deze taal ‘binnenkwam’ bij de mensen. Bovendien: in zijn tijd werden de gedichten meestal niet gelezen, maar voorgedragen aan gezelschappen. In een gezelschap van gelijkgestemden, luisterend naar iemand die gloedvol kan voordragen, laat je je misschien eerder meeslepend of word je gemakkelijker ontroerd, dan wanneer je een gedicht in je eentje op de bank of achter je bureau zit te lezen.

(1767-1813) Jan Frederik Helmers was een Nederlands dichter en rijk zakenman. In zijn gedichten uitte hij bewondering voor de renaissance. Zijn gedicht De Hollandsche natie uit 1812 bracht hem in problemen met de Franse bezetter.